Last mile-spoor
Doel
Om de groei van het spoorgoederenvervoer via de Nederlandse havens te kunnen faciliteren is een combinatie van inframaatregelen en procesmaatregelen nodig. Met name op de zogenoemde Niet centraal bediende gebieden (NCBG) is er in de huidige situatie onvoldoende zicht op waar welke trein zich bevindt. Het doel van dit project is om de spoorcapaciteit op emplacementen beter te benutten. Dat door middel van digitalisering en procesmaatregelen.
Samenwerkingspartners
In dit project werken het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de havens van Rotterdam, Moerdijk en Amsterdam en ProRail samen.
Aanpak
De partijen hebben verschillende proeven uitgevoerd voor dit project. Zo namen ze onder andere de rol van digitalisering onder de loep. Digitalisering middels camera’s en sensoren geeft inzicht in de (on)benutte capaciteit op de emplacementen, kan de verblijftijd van treinen significant reduceren en daarmee bestaande capaciteitsknelpunten oplossen. Dat zonder extra ruimte.
Naar aanleiding van eerdere proeven bij de Rotterdam Botlek stamlijn, Moerdijk en Amsterdam Aziëhavenweg keurde MIRT GVC OZO in november 2022 het voorstel voor Last mile-spoor (fase 1) goed. Bij dat project geeft een generieke softwaretool inzicht in het huidige spoorgebruik op het emplacement Botlek. Op basis van de inzichten uit deze tool over verblijftijden en bezetting kunnen we werkwijzen aanpassen. Om zo de spoorcapaciteit op emplacement Botlek beter te benutten.
Na de positieve tussenresultaten uit fase 1 besloten de corridorpartners om over te gaan tot de aanvraag voor fase 2. Deze behelst de uitrol naar nieuwe pilotlocaties: Rotterdam Maasvlakte West, Westwest, Moerdijk en Amsterdam Houtrakpolder. Deze emplacementen zijn strategische knelpunten voor de (zee)havens van Rotterdam, Amsterdam en Moerdijk op de corridors OZO en Zuid.