Circulaire transitie nieuw kantelpunt voor het logistieke landschap

In zijn proefschrift Landscapes of Trade beschrijft Merten Nefs de ontwikkeling van logistiek in Nederland sinds 1980, met een focus op de goederenvervoerscorridor Oost Zuidoost. De architect stelt vast in zijn onderzoek dat de circulaire economie de noodzaak voedt om het huidige logistieke landschap flink aan te passen, waarbij grote ruimtelijke keuzes en investeringen cruciaal zijn voor duurzame groei en toekomstbestendigheid van de logistieke sector.

Proefschrift Landscapes of Trade, Meren Nefs
Merten Nefs, ruimtelijk onderzoeker en planner aan de Erasmus Centre for Urban Transport and Economics

Gemotiveerd door een groot werkloosheidsprobleem, en een bijzondere kans om met de opkomst van containervervoer en opengaande grenzen een sleutelpositie in mondiale ketens in te nemen, ontstond rond 1981 het beleidsnarratief Nederland Distributieland. De unieke bundeling van (semi)privaat initiatief met ruimtelijk, economisch en fiscaal beleid heeft Nederland voorgoed veranderd, vooral in het gebied van de goederenvervoerscorridor (GVC). Hier zijn de grootste logistieke hotspots ontstaan, waaronder Tilburg-Waalwijk en Greenport Venlo, naast talloze versnipperde ontwikkelingen van distributiecentra (DC’s) waarin tienduizenden werknemers onze online aankopen verwerken – iets wat men begin jaren tachtig nog nauwelijks kon vermoeden. Het zwaartepunt van het logistiek complex in de GVC verschoof in 40 jaar tijd langzaam richting het oosten.

Figuur 1

Figuur 1. In 40 jaar verschuift het zwaartepunt van logistieke ontwikkelingen in de GVC ca. 30 km naar het oosten. Bekijk de logistieke tijdreis tussen 1980 en 2021 op de zoombare kaart.

De zichtbare keerzijden van dit succesverhaal, zoals de toegenomen congestie, ‘verdozing’ van het landschap en afhankelijkheid van internationale werknemers, zijn al uitvoerig in de media en politiek besproken afgelopen jaren. Hierop wordt ook zeker in de zuidelijke helft van het land al geacteerd door beleidsmakers en marktpartijen. In dit artikel wil ik daar enkele complexe dilemma’s aan toevoegen, die te maken hebben met de grote verandering en verduurzaming van zowel onze economie als ons ruimtegebruik.

Kantelmoment
De harde Europese afspraken op gebied van klimaat en circulaire economie in 2050 krijgen nu al vorm in gezamenlijk beleid rond bijvoorbeeld beprijzing en importheffingen. Ze krijgen echter ook consequenties in de opkomende industriepolitiek en restricties in het ruimtegebruik, Europees en nationaal. Het mantra Nederland Distributieland (in het Engels: Gateway to Europe) verdwijnt hierbij niet uit zicht – we zullen heus nog handeldrijven met de rest van de wereld. Maar de rol van ons logistiek complex zal in een toekomst van Made in Europe wel meer verschuiven naar het mogelijk maken van de Europese maakindustrie en het verwerken van de vele nieuwe retourstromen die in een circulaire economie ontstaan. Net als begin jaren tachtig is dus opnieuw sprake van een kantelmoment met grote problematiek en grote kansen.
 

Figuur 2, Rufus de Vries
Figuur 2. Hergebruik en refurbishing activiteiten. Foto: Rufus de Vries.

Uitdagingen circulaire toepassingen
Maar het inzetten van het inmiddels volwassen geworden logistiek complex voor circulaire toepassingen gaat niet vanzelf. De sector stelt vaak dat het slechts de ‘middle man’ is tussen producenten en consumenten: willen deze verduurzamen dan zal de logistiek het vanzelf oplossen. Dit is slechts ten dele waar. Grote ruimtelijke keuzes en investeringen worden immers voor langere tijd gemaakt door logistieke ontwikkelaars en beleggers. Soms liggen deze op locaties ver weg van duurzaam multimodaal transport en bevolkingskernen met voldoende gekwalificeerd personeel. Dan wordt het effectief uitvoeren van refurbishing, recycling en andere circulaire taken erg lastig. In mijn proefschrift heb ik geschiktheid van locaties voor verschillende circulaire bedrijfsmilieus in kaart gebracht. Soms zijn de panden zelf ook niet geschikt door lage hoogte, beperkte elektriciteitsvoorziening en draagkracht van de vloer.

Figuur 3, screenshot grip

Detail uit geschiktheidskaart re(Manufacturing) locaties, i.s.m. MooiNL. Zie interactieve kaart.

Dreigende lock-in
Dit raakt aan een ander probleem wat ik in mijn proefschrift heb geanalyseerd: de dreigende lock-in regio’s in de GVC. Met name in regio’s die sterk hebben ingezet op ontwikkeling van XXL logistieke clusters is sprake van een toegenomen logistiek agglomeratievoordeel. Dat voordeel is ten koste gegaan van de concurrentiekracht in de maakindustrie, agrofood en dienstensector. Bovendien blijkt de aanname dat logistiek ook andere soorten bedrijvigheid aantrekt weliswaar soms anekdotisch maar zeker niet structureel te kloppen in Nederland en de GVC. Het is dus maar de vraag in hoeverre de corridor het lonkende perspectief van Made in Europe kan waarmaken. Het laten doorgroeien van deze krachtige logistieke machine zonder dit probleem te verergeren is dus een grote uitdaging. 
De initiatieven rond automatisering en koppeling met logistieke en technische opleidingen kunnen hier mogelijk verandering in brengen. Bovendien ontbreekt nog beschikbare kennis en data over de steeds gevarieerdere (en circulaire) taken die binnen DC’s worden uitgevoerd, en hoe ons logistiek complex over de grenzen heen aansluit bij de bedrijfsecosystemen in Duitsland en België. Verschillende onderzoekers zijn hier inmiddels mee aan de slag gegaan.

Ruimtelijke aanpak
Terwijl bij het Rijk nog hard gewerkt wordt aan een ruimtelijke aanpak voor grootschalige logistiek, als antwoord op de motie Bontenbal uit 2022, heeft in de GVC de wal het schip al gekeerd in de lokale politiek. Veel gemeenten zijn door de weerstand van omwonenden huiverig geworden voor het plannen van nieuwe logistieke bedrijventerreinen, met als gevolg een waterbedeffect richting noorden en oosten, in mijn proefschrift in kaart gebracht. Logistiek op suboptimale locaties realiseren is natuurlijk geen echte oplossing en ook op die locaties zal na verloop van tijd weerstand ontstaan. 
Wat ontbreekt is een vorm van logistiek vastgoed die voldoende meerwaarde biedt aan mensen in de regio, waardoor de lusten beter opwegen tegen de lasten van logistiek. Het regionale discours hierover is naast een beetje NIMBY wel degelijk ook rijk in argumentatie en heeft in de cases van Tilburg Wijkevoort en Horst aan de Maas geleid tot alternatieve besluitvorming en hogere eisen bij de selectie van bedrijven.

Meervoudig ruimtegebruik
Deze mogelijke meerwaarde kan sterk variëren per locatie, maar heeft in veel gevallen te maken met aansluiting op lokale behoeften en meervoudig ruimtegebruik: stapelen van logistiek zodat ruimte overblijft voor andere functies; benutten van daken voor zonnestroom, in combinatie met vegetatie, sportvelden of biodiversiteitsmaatregelen; ruimte maken voor lokaal MKB; koppeling van activiteiten met regionale opleidingen en regionale maakindustrie; en bos- of andere natuur/recreatieve ontwikkeling. Dit is duurder, maar ook een redelijke prijs als daarmee belangrijke economische ontwikkelingen in een dichtbevolkt gebied als de GVC nog wel mogelijk blijken – de license to operate is hier een harde randvoorwaarde geworden om schaarse grond vrij te geven. En laten we ook niet vergeten dat omwonenden vaak graag willen bijdragen aan een duurzame circulaire economie. Als een nabije loods met goede banen en landschappelijke inpassing daar aantoonbaar aan bijdraagt is de hele gemeenschap op de goede weg, en daarmee ook de GVC waarin deze zich bevindt.

Lees hier het proefschrift Lanscapes of Trade van Merten Nefs

  • Logo ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
  • Logo North Sea Port
  • Logo Port of Amsterdam
  • Logo Port of Moerdijk
  • Logo Port of Rotterdam
  • Logo provincie Gelderland
  • Logo provincie Limburg
  • Logo provincie Noord Brabant
  • Logo provincie Noord-Holland
  • Logo provincie Zuid-Holland
  • Logo provincie Zeeland